Verwerkingsopdracht:
Zoek tien uitdrukkingen en/of spreekwoorden die van toepassing zijn op het boek. Leg per uitdrukking in minimaal 50 woorden uit waarom je die gekozen hebt. Verwijs daarbij naar fragmenten, bladzijden, hoofdstukken uit het boek.
Inhoud
Iets in 1 adem uitlezen.
Dat is nog geen haaienvin waard.
Kruis of munt gooien.
Wie dan leeft wie dan zorgt.
In de put zitten.
Een kruimeltje is ook brood.
Geluk is de kunst een boeket te maken van de bloemen waar je bij kunt.
Ruw laten stikken.
Spijt hebben als haren op zijn hoofd.
Belofte is een hemd der dwazen.

10 Uitdrukkingen en/of spreekwoorden
Iets in 1 adem uitlezen
(=een boek waaraan je begonnen bent heel snel uitlezen, omdat je het zo spannend vindt.)
Om te beginnen iets in 1 adem uitlezen. Dit is precies hoe ik het boek heb gelezen. Het boek is zo spannend, meeslepend en interessant. Ik heb het zo snel mogelijk geprobeerd te lezen, omdat ik zo graag wilde weten hoe het verder ging. Maar het moment waarop het boek uit was, wilde ik een deel 2. Maar die is er niet, jammer genoeg. Ik wil heel graag weten hoe het verder gaat.
Dat is nog geen haaienvin waard
(=waardeloos)
In hoofdstuk 7 (Vraag 7: Wat is er bij de hangstenen gebeurd?) is er een heel groot stuk tekst, wat mij best wel heeft geraakt, want het is precies wat er gebeurd in de wereld. (BLZ. 89)
‘’Wat heeft het voor zin, meneer?
Dag in, dag uit, jaar na jaar ga je naar school om dingen te leren waarmee je examens kunt halen, en dan geven ze je velletjes papier waarop staat dat je die dingen hebt geleerd (die je grotendeels alweer vergeten bent of nooit nodig zult hebben), en met die velletjes papier ga je naar een hogeschool of universiteit om nog meer dingen te leren en nog meer velletjes papier kunt krijgen zodat je die velletjes papier kunt gebruiken om een baan te krijgen die je wellicht niet wilt en niet leuk vindt, om dag in, dag uit, jaar na jaar genoeg te verdienen voor een huis dat je niet leuk vindt (of dat je wel leuk vindt maar eigenlijk niet kunt betalen), en dat eruit ziet als alle andere huizen, in een stad vol mensen als jij, waar je samenwoont met een partner en twee kinderen krijgt om ze groot te brengen en PRECIES HETZELFDE te doen met hun leven, terwijl jij ouder en ouder wordt, tot je doodgaat.
En met je laatste adem fluister je: ‘Was dat alles?’’’
Dit stuk vond ik erg interessant, ik heb het ook al meerdere malen gelezen omdat het precies zegt hoe het is. Als je zo’n leven leeft, heb je een waardeloos leven. Dat leven gaat om waardeloze doelen te behalen. Niet over doen wat je leuk vindt, of doen waar je jezelf blij mee maakt.
Kruis of munt gooien
(=ervoor loten)
In hoofdstuk 10 (Vraag 10: Waar zullen we naartoe gaan?) wordt er verteld over het lot. Ze hebben kaarten die beslissen waar ze heen gaan. Harten = trein, schoppen = liften, ruiten = bus, en klaveren = lopen. Zo beslisten ze steeds hoe ze waar heen gingen. Gloria zegt dat de trein beter bij schoppen past, en ze passen het aan naar Harten = liften, en schoppen = trein. Uman legde het pak met kaarten op tafel. Gloria pakte een deel hiervan en draaide het om. Schoppenvrouw. De trein.
Later, na een paar beslissingen door de kaarten, stelde Gloria voor om het over te doen. Uman antwoord ‘’We mogen niet valsspelen met het noodlot, Gloria.’’
Het verhaal was helemaal anders gelopen als ze Harten & Schoppen niet hadden verwisseld. Wie weet waren ze beter geëindigd, of juist slechter.
Wie dan leeft, wie dan zorgt
(= geen zorgen maken over de toekomst)
In hoofdstuk 10 (Vraag 10: Waar zullen we naartoe gaan?) gaan ze weg.
‘’Niets leek echt. Maar dat was het wel. We deden het. We gingen echt weg.
Ik had me meer zorgen moeten maken over waar we aan begonnen, wat ons te wachten stond, en wat mijn ‘vermissing’ zou betekenen voor mijn vader en moeder en mijn broer. Het is maar voor één nacht, zei Gloria tegen zichzelf. Hoe erg kon dat nou zijn? Bovendien zou ik mijn moeder sms’en dat alles goed met me was. Later, als we een plekje hadden gevonden om onze tent op te zetten. Ben gaan kamperen met Uman, zou ik zeggen. Tot morgen. Maak je geen zorgen. Of zoiets. Natuurlijk zou ze zich zorgen maken. Maar ik genoot nu zó dat ik daar niet aan kon denken. Het was egoïstisch, ik weet het. Lichtzinnig. En toch komt er, na alles wat er is gebeurd, als ik terugdenk aan de rit met de trein een blijdschap in me op die ik niet kan tegenhouden. Alsof het allemaal opnieuw begint.’’
Zowel Gloria als Uman maakte zich geen zorgen over de toekomst. Over wat anderen wel niet moesten denken.
Ik kwam dit spreekwoord tegen tussen ‘’10 willekeurige spreekwoorden & gezegdes’’. Ik las ze door en toen ik deze las, wilde ik hem er sowieso tussen hebben staan. Dit is precies de omschrijving van de leefwijze van Uman in dit verhaal. ‘’Dat zien we dan wel weer.’’
In de put zitten
(=geen oplossing meer weten of geen geld meer hebben / depressief zijn.)
In hoofdstuk 14 (Vraag 14: Wat is jouw gelukkige plek?) gaan Uman en Gloria naar Bryher. Ze hadden allebei 3 plekken op een kaartje geschreven en vervolgens geloot waar ze heen gingen. Dit was de ‘’gelukkige’’ plek van Gloria. Omdat ze vermist waren, wilde ze niet gaan pinnen omdat de pas waarschijnlijk getraceerd kon worden. Op een dag hadden ze geen geld meer en besloten tóch naar een pinautomaat te gaan, om een aantal pond eraf te halen en te gebruiken om naar Bryher te reizen. Op het moment dat Uman zijn pas in de automaat stopt, gaat alles nog goed. Hij voert zijn pincode in.
‘’Hij koos 200 pond en wachtte op het geld. Er gebeurde niets. ‘’Pas ingenomen.’’ Zei Uman. ‘’Zal ik die van mij proberen? Je weet maar nooit toch?’’ Deze keer vermoedden ze wat er zou gebeuren en het gebeurde ook. Weg pas. Geen geld.
‘’Goed, dat is duidelijk.’’ Zei Uman. ‘’Houden we ermee op?’’ vroeg Gloria.’’
Ze zaten duidelijk in de put. Ze hadden voor een tijdje geen oplossing en geen geld.
Een kruimeltje is ook brood
(=wees gelukkig met wat je hebt)
In hoofdstuk 19 (Vraag 19: Wat had je verwacht dat er zou gebeuren?) zaten ze vast in Bryher. Blut, uitgehongerd en ruziënd. Ze gingen naar een klif, Shipman Head. Het kostte moeite om te lopen zonder omvergeblazen te worden. Het was fantastisch. En doodeng.
Op de punt en zo dicht mogelijk bij de rand van de klif, waren ze bijna omringd door de zee, blootgesteld aan de volledige kracht van de storm die kwam aanrazen uit het westen. De ene grote golf na de andere verhief zich honderden meters uit de kust, stoof op hen af en sloeg tegen de rotsen eronder in triljoenen druppels uiteen. Uman en Gloria waren in een oogwenk kletsnat. Ze klampten zich aan elkaar vast, met hun voeten stevig op de rotsen. Gloria had zich nog nooit zo levend gevoeld als daar met Uman. Dat gevoel hield ze de rest van de dag en een groot deel van de dag erna. Hen laatste uren op het eiland.
Geluk is de kunst een boeket te maken van de bloemen waar je bij kunt
(=gelukkig leven met de gegeven mogelijkheden/beperkingen)
In hoofdstuk 20 (Vraag 20: Ga je mee?) hebben ze helemaal geen eten meer. Hiervoor hadden ze wel eens achter een restaurant de resten uit de prullenbakken gehaald, maar ze hadden te weinig energie om dit te blijven doen.
‘’’Kijk eens,’ zei Gloria. ‘mijn handen trillen helemaal.’ Uman pakte haar handen vast. ‘Je hebt te weinig suiker in je bloed.’ Gloria was volstrekt kapot door het frisbeeën. Ze had buikkrampen en voelde zich zo slap dat ze waren gestopt met het spelletje om te gaan zitten. Uman zei dat hij zich net zo voelde, maar hij zag er beter uit dan Gloria. Ze dronken het laatste beetje water dat ze bij zich hadden. Het was niet genoeg om een vol gevoel te geven. ‘Kun je naar het hotel lopen?’ vroeg Uman. ‘Overdag?’ vroeg Gloria. ‘Ja, of anders moeten we naar de winkel.’ Gloria schudde haar hoofd. ‘Weet je het zeker? Je hebt echt honger.’ ‘Alsjeblieft. Niet meer stelen.’ Uman hielp haar terug te lopen naar de tent en toen Gloria in de slaapzak was gekropen, ging hij zelf op brood uit.
‘Heb je brood gevonden?’ vroeg Gloria terwijl ze langzaam ontwaakte. ‘Ik heb een verrassing voor je.’ Uman rommelde in een draagtasje en haalde er twee blikjes echte cola, twee Marsen, twee appels en een pakje crackers uit. ‘Heb je uit de winkel gestolen?’ Gloria wist niet of ze boos was op Uman of dat ze zich op het eten wilde storten. ‘Nee, dat niet. Aan winkeldieven geven ze meestal geen tasjes, toch?’
Eigenlijk hadden we niet zo heel veel eten gehad. Maar ik had mijn deel goed gekauwd en mezelf gedwongen erlang over te doen, van elke hap te genieten. ‘’
Ze hadden dus een klein beetje eten, en genoten hier zo erg van alsof het een drie-gangen-menu was. Ze genoten van de gegeven mogelijkheden.
Ruw laten stikken
(=aan zijn lot overlaten)
In hoofdstuk 20 (Vraag 20: Ga je mee?) vindt Uman het een goed plan om ’s nachts een boot te stelen en naar Frankrijk te varen. ’s Avonds laat, als iedereen sliep, zouden ze inbreken in de winkel, de kassa kraken en een smak geld stelen (en ook eten, als ze toch bezig waren). Daarna zouden ze naar Green Bay gaan en naar een van de boten waden die daar voor anker lagen. Ze zouden aan boord klimmen, het anker lichten en naar de vaargeul tussen Bryher en Tesco peddelen. Als ze ver genoeg van de kust waren, zouden ze de motor starten en naar Frankrijk varen. Daarna lag heel Europa voor hen open; een reusachtige avontuurlijke speeltuin om te ziggen en te zaggen.
‘’‘Uman, dit is waanzinniger dan waanzinnig. Zelfs voor jou.‘ ‘Goed waanzinnig of slecht waanzinnig?’ ‘Slecht waanzinnig. In de zin van: dood op de bodem van de zee.’
‘Ik kan die schuit varen met mijn ogen dicht. Niet letterlijk, natuurlijk. Weet je hoe moeilijk het is om zo’n ding om te krijgen?’ Hij schudde met zijn hoofd. ‘In het ergste geval worden we onderschept door de kustwacht. We zitten een paar uur in een Franse politiecel en komen met roem overlaten terug naar huis.’ Het was even stil. ‘Schuit?’ zei Gloria toen. ‘Sorry, ik liet me even meeslepen.’ Ze lachte. ‘Oké, schrap ‘’waanzinnig’’ en vervang het door ‘’ongelooflijk stom’’.’
‘Dus jij voelt meer voor plan A?’ zei Uman. ‘We vertellen iemand wie we zijn en vragen of ze de politie willen bellen om ons te komen halen. Dan gaan we naar huis. Wat ongelooflijk, waanzinnig saai.’
‘We gaan niet naar Frankrijk’ zei Gloria zo kalm mogelijk. ‘Zullen we het aan de Kaarten van het Lot vragen? Misschien kiezen ze plan A.’ ‘Het kan me niet schelen, ik doe niet mee met Plan B.’
‘Gloria –‘ ‘Luister, we hebben geweldige weken gehad. Het was de fijnste tijd van mijn leven, met miljoenen kilometer voorsprong. Zelfs de nare momenten. En ik hou heel veel van je. Echt.’
‘Ik doe het niet, Uman.’ ‘Jouw bovenste kaart is plan A: we geven het op.’ Zei hij. ‘Mijn kaart is plan B: Frankrijk. De hoogste kaart wint.’ ‘Hoor je me niet?’ zei Gloria. Uman ging verder. ‘Bij gelijkspel tellen de volgende kaarten. Afgesproken?’ ‘Nee, niet afgesproken.’ Hij wees naar het stapeltje dat het dichtst bij mij lag. ‘Jij eerst.’
Gloria kon gewoon opstaan en weglopen. Weigeren zijn spelletje mee te spelen. Wat maakt het uit? Dacht ze. Ze zou niet doen wat de kaarten zeiden. Met koude, stijve vingers draaide ze de bovenste kaart om. Klavervijf.
Uman knikte. ‘Een vijf,’ zei hij. ‘Dat moet lukken.’
Uman pakte zijn kaart. Ruitentwee. We gingen naar huis.
In haar slaapzak droomde Gloria dat ze samen over een glazen pad liepen dat boven de grond zweefde en door donkere wouden en besneeuwde gebergtes slingerde, over grasvlakten en korenvelden, langs wijngaarden, olijf- en sinaasappelbomen, snelstromende rivieren en uitgestrekte, vredige meren, door speelgoeddorpen met plastic mensen die naar hen zwaaiden en hen manden vol pasgebakken brood aanboden.
Ze deed haar ogen open, maar het bleef bijna net zo duister als toen ze dicht waren. Door het grauwe tentdoek was alleen heel vaag maanlicht zichtbaar. ‘Uman?’
Geen antwoord. Niets. Zelfs geen gepiep van zijn door rook aangetaste longen. Ze stak een hand uit om hem aan te raken, maar hij was er niet.
Terwijl ze naar de zaklantaarn graaide, zijn naam riep en snel de tent uit kroop, wist ze dat ze zichzelf voor de gek hield. Hij was gewoon gaan plassen. Meer niet. Of hij was even naar buiten gegaan om na te denken, om onze laatste nacht hier samen op zich in te laten werken, voordat ze het opgaven.
Maar het was allemaal niet waar, en ze wist het. Ze begon te rennen naar Green Bay, en elke seconde de ze verspilde bonsde in haar hoofd. Ze rende verder en scheen met de zaklantaarn voor haar op de grond, terwijl haar adem in haar keel brandde. Wat moest hij voorzichtig en stil naar buiten zijn geslopen, om haar niet te wekken. Om niet te hoeven vragen: ‘Ga je mee?’
Om geen afscheid te hoeven nemen.
Toen ze terug liep over het pad naar de winkel, hoorde ze iets dat leek op een kettingzaag. Opeens besefte ze dat wat ze achter zich had gehoord, een echo was uit de heuvels van Bryher. Het geluid kwam vanaf de vaargeul voorbij Green Bay. Ze begreep dat het een buitenboordmotor was. Zijn naam rees weer op in haar keel, maar bleef daar steken.
Wat had het voor zin? Hij zou me toch niet horen boven het lawaai van de motor. Daarvoor was hij al te ver weg. Toen verdween hij in de duisternis. Uman kon haar niet gezien hebben. Hij kon ook niet weten dat zij daar stond, tenzij hij toevallig precies op dat moment omkeek naar het strand en de bleke lichtkring van de zaklantaarn zag op het zand voor Gloria haar voeten.’’
Uman liet Gloria achter, aan haar lot overgelaten. Dit stuk vond ik echt spannend om te lezen, ik had gehoopt dat hij haar nog zag en dat ze samen wegvaagden in het donker, op zee naar Frankrijk.
Spijt hebben als haren op zijn hoofd
(=erg veel spijt hebben.)
Gedurende het hele boek wordt het verhaal achteraf verteld in een politieverhoor. Gloria verteld over het vluchten, verblijven op verschillende plekken en over de leuke maar ook de nare momenten. Tussen haar verhalen door, komt er wel eens een zin doorheen, wat niet op het moment in het verhaal gebeurde maar terwijl ze het verhaal vertelde. Wat vaak in die zin voorkwam was ‘’Wat als…’’. ‘’Wat als ik wel was mee gegaan naar Frankrijk?’’
‘’Want het antwoord op de vraag ‘Wat als…?’ is dat ik nu ook ‘vermist, vermoedelijk verdronken’ zou zijn, weet ik nu. Of samen met hem dood aangespoeld op een Frans strand. Dat wist ik toen nog niet. Als hij het me die nacht opnieuw had gevraagd – als hij had verteld wat hij ging doen – dan zou ik heel zeker ‘Ja ja ja!’ gezegd hebben, als het alternatief was dat ik heb zou kwijtraken.’’
Je hoort dat Gloria spijt heeft van haar beslissingen. Dat ze het graag opnieuw zou willen doen.
Belofte is een hemd der dwazen
(=een nietszeggende belofte kan toch tijdelijk gelukkig maken.)
In het laatste hoofdstuk (Een laatste vraag) leven ze in de Tijd Erna (na de vlucht van Uman en Gloria). Het is een maand geleden dat het laatste spoor van Uman hebben gevonden. Morgen gaat Gloria met haar ouders en haar broer naar New York. Ze loopt de straat in, de oprit op tot aan de voordeur en ontgrendeld de deur. Ze was met haar beste vriendin Tierney naar De Hangstenen geweest. Het is doodstil. Haar ouders zijn aan het werk en haar broer ligt nog te slapen. Gloria bukt om de post van de mat op te rapen. De gebruikelijke reclametroep, saaie bankafschriften, een gratis krantje en een plastic zak om oude kleren in te doen. Ze legt het allemaal opzij in de gang. Dan ziet ze een ansichtkaart, half verborgen tussen de reclame. Het is een foto van een steil ravijn met een smal paadje tegen de rotswand, en heel ver in de diepte als een wit lint een bruisende rivier. In de blauwe lucht bovenaan staat: El Caminito del Rey, Andalusia. Ze draait de kaart om. Vier woorden. Eén onderstreept. En een vraagteken.
Ook iets voor jou?
Ik vond dit spreekwoord er heel goed bij passen. Het betekende niks, ‘Ook iets voor jou?’ maar toch had ik heel even dat ik ‘’blij’’ ervan werd, maar ook opgelucht. Uman leeft nog. Ik ben benieuwd naar een deel 2, maar er is geen vervolg op dit verhaal. Ik hoop dat als er een vervolg was, dat Gloria naar Andalusië gaat en Uman opzoekt etc. Maar dan niet als wegloop verhaal, maar als reisverhaal. Dat haar ouders niet bezorgd of iets hoeven zijn.
Maak jouw eigen website met JouwWeb